Rondom het Grevelingenmeer rusten flamingo’s, grazen heckrunderen en varen mosselkwekers over het water. Bewoners delen herinneringen aan de Watersnoodramp en aan de bouw van de Grevelingendam, zestig jaar geleden. Tijdens een tweedaagse fietstocht zie je hoe het landschap veranderde — en nog altijd in beweging blijft.
Met een verrekijker tuur ik vanuit een kijkscherm naar de eilandjes bij de Kabbelaarsbank. Een visdief zweeft boven het water, spreidt zijn vleugels en duikt naar beneden. Beet. Met een klein visje in zijn snavel komt hij weer boven. Ik kan hier uren blijven staan, luisterend naar het gekrijs dat voor mij als gebabbel klinkt. Staatsbosbeheer legde in de Grevelingen – een Natura 2000-gebied – zeven vogeleilandjes aan om bedreigde kustbroedvogels een handje te helpen.

Kabbelaarsbank
De Kabbelaarsbank, aan de binnenkant van de Brouwersdam, is het startpunt van mijn fietstocht. Ooit was dit een zandplaat die bij eb droogviel; nu ligt er een natuurgebied met kreken, duinen en bossen. Vanaf hier heb ik schitterend zicht op het Grevelingenmeer, dat ik de komende twee dagen zal volgen. Door de Brouwersdam en de Grevelingendam – 23 kilometer verderop – werd de zeearm van de Noordzee afgesloten en ontstond het grootste zoutwatermeer van Europa.

Off-grid tiny houses
In het natuurgebied ligt ook Roompot Eco Grevelingenstrand, mijn slaapplek. Direct aan het water staan houten off-grid tiny houses met zonnepanelen, een warmtepomp, een douche die het water opvangt en filtert, en een toilet met vermaler. Het is serieus het mooiste plekje waar ik ooit verbleef in Nederland. Wakker worden in serene stilte, overdag sterns, aalscholvers en ijsvogels voorbij zien schieten, tussendoor een duik en ’s avonds een zwarte hemel vol sterren.


Brouwersdam
Eenmaal op de fiets trap ik al snel over de Brouwersdam. De wind heeft hier vrij spel; op de zee laten kitesurfers zich dankbaar meevoeren. Terwijl ik mijn balans probeer te bewaren, kijk ik naar de dansende gekleurde stippen boven de golven. Door het ondiepe water bij eb en de stevige branding bij vloed is de Brouwersdam de populairste kitespot van Zeeland. Maar tegelijk slinkt het strand door natuurlijke erosie jaarlijks met tientallen meters. Zo zie je: dit gebied is prachtig, maar ook kwetsbaar.

De Schans
Het fietspad over de Oudelandse Zeedijk brengt me naar De Schans, een verdedigingswerk uit de zeventiende eeuw met vier bastions, ten zuiden van Ouddorp. Daar ontmoet ik Rias Olivier van de historische en archeologische vereniging De Motte. Hij vertelt dat de schans tijdens de Tweede Engels-Nederlandse Oorlog (1665–1667) werd aangelegd om de Grevelingen – toen nog een belangrijk vaarwater – te beschermen. De kanonnen staan er, als getuigen van die tijd. Rondom ligt een gracht waar in Rias’ kinderjaren vaak werd geschaatst.

Afsluiting na de Watersnoodramp
Rias bracht zijn jeugd door op Goeree-Overflakkee en herinnert zich goed dat de Grevelingen een woeste zeearm was. “Ik vond het schitterend,” zegt hij. “Twee keer per dag eb en vloed. Die enorme dynamiek, al dat water dat naar binnen vloog, en daarna de slikken die droog vielen.”
Na de Watersnoodramp van 1953 kwam het plan om de zeegaten af te sluiten in een stroomversnelling. Hard nodig, maar Rias had gemengde gevoelens. “Het water was heel zout, je rook de zilte lucht. Ik zie mijn ouders tijdens het zwemmen nog op het water drijven, net als in de Dode Zee. Dat is weg.”

Uit het isolement
Samen kijken we uit over Koudenhoek, een dertiende-eeuwse polder die verwilderde. “Echt mooi, hoor,” zegt Rias zacht, terwijl hij naar het natte weiland met oude kreken staart. De nieuwe natuur kan hij óók waarderen.
De komst van de Deltawerken, waar de Brouwersdam en Grevelingendam deel van uitmaken, bracht nog iets anders: verbinding. “We zijn uit ons isolement gehaald,” vertelt Rias. Tot de aanleg van de Grevelingendam was hij nooit op het naastgelegen Schouwen-Duiveland geweest; een directe veerverbinding bestond niet. “Vroeger ging je alleen ergens heen met een doel. Voor je plezier op pad? Dat deed je niet.”
Voorheen was je met pont en tram een halve dag naar Rotterdam onderweg. Nu ben je daar in drie kwartier.

Koudenhoek
Terug op de fiets trap ik langs Koudenhoek. Zout water uit het Grevelingenmeer sijpelt hier naar binnen en mengt zich met zoet water; zo ontstaat een speels landschap met bijzondere vegetatie. Weidevogels, zoals grutto’s en tureluurs, zijn er dol op.
De oorsprong van de naam? Dat wist Rias wel. “Het woei daar altijd; het was een soort luchtsluis — de koude hoek.” Ondergronds loopt een oude Romeinse kreek waar vroeger huizen langs stonden. In de bodem liggen dus heel wat schatten bewaard.
Achter de dijk hoor ik vooral vogels — het gegak van ganzen, het gekrijs van meeuwen. Een paar schapen kijken nieuwsgierig op wanneer ik voorbij fiets.




Slikken van Flakkee
Tijd voor lunch. Mijn fiets zet ik neer bij het parkeerterrein van de Slikken van Flakkee, waar ik op een bankje mijn meegenomen salade eet. Het landschap kleurt deels rood door de zeekraal die in bloei staat.
Als ik naar het vogelkijkscherm wandel, raak ik in gesprek met de boswachters Merijn Loeve en Melanie van Zweeden van Staatsbosbeheer.
“Toen je hier nog eb en vloed had, lagen er slikplaten,” vertelt Melanie. Nu zie ik een ruig, weids en deels bebost savannelandschap. “Het is net gemaaid, zodat het niet helemaal dichtgroeit.”
Aan de noordkant van de slikken mag de natuur volledig haar gang gaan; daar ligt een bosreservaat.

Zuurstofloosheid
Staatsbosbeheer laat het peil in de winter iets stijgen en in de zomer zakken, zodat er meer slikplaten ontstaan – belangrijk voor foeragerende vogels – én voor extra doorstroming.
Merijn: “Als zout water stilstaat, ontstaan zuurstofloze zones – en die nemen helaas toe.” Door het ontbreken van eb en vloed bereikt zuurstofrijk water de diepere delen van het Grevelingenmeer niet meer, waardoor het bodemleven afsterft.
Een mogelijke oplossing zou een extra doorlaat in de Brouwersdam zijn, om het getij deels terug te brengen. Maar dat kost flink geld, en er is meer onderzoek nodig.

Vogels kijken
Merijn en Melanie turen door hun verrekijkers.
“Allemaal dodaars hierzo.”
“Ja, drie — of vier.”
“En hier zitten leeuweriken?”
“En witte kwikken – witte kwikstaarten.”
Merijn: “Je ziet hier heel goed het verschil tussen zoet en zout. Het meer is zout; daar zie je het rode van de zeekraal. En dan ineens een heel bos — dat staat op zoet grondwater.” Hij wijst naar een andere plek. “Ook dáár stroomt zout water.”
In een natuurlijke eb-en-vloedsituatie zou dat niet kunnen. “Dan heb je één zoute stroming die twee keer per dag wordt ververst,” zegt Merijn. “Hier krijg je een mengelmoes. Zo zie je hoe de natuur omgaat met een onnatuurlijke situatie.”


Heckrunderen
Weer op de fiets trap ik langs velden waar heckrunderen en fjordenpaarden voor de begrazing zorgen. Wat zijn die heckrunderen toch imposant: pikzwart, met enorme hoorns. Het ras is speciaal gefokt om te lijken op de uitgestorven wilde oeros.
Ik rijd verder naar het dorp Herkingen, waar tijdens de Watersnoodramp veel huizen en landbouwgrond werden verwoest. Het herbouwde weeghuisje in de haven is nu een ontmoetingsplek voor bewoners, een praethuusje. Op een bankje zit een oudere man, die vriendelijk groet. “Heerlijk weertje, hè.”



Flamingo’s
Binnendijks fiets ik door naar Battenoord, waar vlak naast de jachthaven jaarlijks een kolonie flamingo’s overwintert. Een apart gezicht: roze, ‘tropische’ vogels — gewoon in Nederland. Maar zo vreemd is het niet; door opwarming trekken flamingo’s steeds noordelijker. Deze groep broedt net over de grens in het Zwillbrocker Veen, en een deel is ooit ontsnapt uit een dierentuin.
Langs de oever wandel ik een stukje. De flamingo’s lopen rustig door het water, hun lange poten elegant, hun dikke snavels garnalen en algen pikkend.



Grevelingendam
Bijzonder hoeveel stops je kunt maken langs dit stukje Grevelingenmeer. Terug op de fiets zie ik de Grevelingendam opdoemen, die zestig jaar geleden werd geopend. Ik verwacht een saaie, kale dam, maar als ik over het fietspad aan de noordkant trap, verbaas ik me over de vele bomen.
Het is magic hour. Rond etenstijd heb ik het fietspad bijna voor mezelf. De laagstaande zon kleurt de bomen oranje; tussen het groen door zie ik een glimp van het strand, met daarachter eilandjes. De Rijksweg hoor ik wel, maar zie ik niet.




Blauwe pipowagen
Ik slaap in een blauwe pipowagen op Boerenrustcamping De Kermisrose, met kanten gordijntjes, een keukentje, zithoek en bed. Lekker mijn eigen maaltijd koken, daarna vroeg onder de wol. In de schemer dwarrelen konijnen voorbij. Het is zó stil dat je een speld zou horen vallen.
Eigenaren André en Jacqueline Slootmaaker runnen ook een theetuin, met huisgemaakte taarten en een ouderwetse naaidoos vol theevarianten — zeker vijftig smaken.

Openingsfeest Grevelingendam
De volgende ochtend ben ik al vroeg op en fiets richting Bruinisse, waar ik in de haven oud-politicus Cees van Liere ontmoet. Bij de opening van de Grevelingendam, in 1965, mocht hij als middelbare scholier, samen met drie andere leerlingen, de poort op de grens van Zeeland en Zuid-Holland openrammen.
“Het was een hele happening, met allerlei hoogwaardigheidsbekleders,” vertelt Cees. “Ik was verkleed als watergeus.” Zestig jaar geleden was televisie nog bijzonder; een journalist op het eiland was echt een item.
Eind jaren tachtig zorgde Cees als wethouder voor de rolbrug over de sluis naar het fietspad aan de kant van het Grevelingenmeer, zodat fietsers niet langer over de gevaarlijke parallelweg hoefden. “Daar kwam heel wat lobbywerk bij kijken,” zegt hij met een glimlach.


Museum Brusea
In het dorp Bruinisse stap ik binnen bij Brusea, een knus museum in een monumentale visserswoning. Zodra ik over de drempel ben, voelt het alsof ik een eeuw terug in de tijd stap: tafels met kanten kleedjes, een bedstee, een orgel, oud servies, visnetten.
“Na de Tweede Wereldoorlog lag Bruinisse grotendeels in puin,” vertelt voormalig mosselvoorman Wout van den Berg. “Aan de overkant van de dijk lagen de Canadezen, aan deze kant de Duitsers — ze schoten alles kort en klein. Dit ene pandje bleef als enige overeind.”
Toen door de bouw van de Deltawerken de mosselcultuur op de Grevelingen dreigde te verdwijnen, zeiden de mosselkwekers: als er straks geen vissers meer zijn, moet het verhaal tenminste bewaard blijven. Zo ontstond het museum.


Mosselcultuur
Vrijwilliger Bart Kik komt binnenstappen; hij heeft zin in een ‘bakkie koffie’. “Ik ben akkerbouwer, maar als kind verhuurde ik me aan de mosselvissers,” legt hij uit. “Op de akkerbouw verdiende je niets, in de mossels wél – voor honderd gulden in de week ging ik mee. Dat was beter dan voor drie gulden vijftig zakgeld bij mijn vader aardappels rooien.”
Volgens Wout en Bart veranderde de afsluiting van de Grevelingen niet alleen het landschap, maar ook het dorp zelf. Door het verdwijnen van het getij raakten veel mosselpercelen ongeschikt. Bruinisse had meer dan honderdvijftig mosselbedrijven – nu zijn er nog maar een paar over.
Wout: “Het mooiste aan de visserij was de vrijheid. Zodra je met je schip het water op ging, was je vrij van verkeersborden en regels. De enige wegmatigheid was het hoge en lage water – dáár moest je je werk op doen.”


Oosterschelde
Even verlaat ik het Grevelingenmeer; ik wil het Watersnoodmuseum bezoeken, en dus fiets ik een stukje langs de Oosterschelde. Het fietspad loopt boven op de dijk, waardoor ik links uitkijk over het water en rechts over de boerenakkers.
De uitgestrektheid is indrukwekkend: lucht, water en land gaan hier naadloos in elkaar over. Bootjes dobberen voorbij, schapen mekkeren enthousiast wanneer ik passeer. Eb en vloed spelen met het landschap.


Watersnoodmuseum
Het Watersnoodmuseum ligt midden in een krekengebied dat is ontstaan door de overstromingen van 1953. Het is gevestigd in vier originele caissons die na de ramp werden gebruikt om de dijk te sluiten — enorme betonnen gevaartes die overbleven na de geallieerde landingen bij Normandië (1944).
Binnen grijpen de verhalen me meteen aan. Voorwerpen die van overledenen waren, foto’s, brieven, filmfragmenten — de Watersnoodramp komt hier genadeloos dichtbij. Er vielen 1.836 doden, tienduizenden mensen raakten hun huis kwijt.
Je kunt hier met gemak een hele dag blijven. Naast persoonlijke verhalen zijn er tentoonstellingen over waterbeheer, de Deltawerken en de voortdurende strijd tegen het water.




Schouwen en Duiveland
Een laatste stukje fiets ik langs de Oosterschelde, dan begin ik aan de ‘oversteek’ terug richting het Grevelingenmeer. Over de Nieuwe Noorddijkseweg rijd ik precies op de grens waar vroeger twee eilanden lagen: Schouwen en Duiveland.
De waterpartijen die ik zie, zijn ontstaan door dijkdoorbraken of restanten van een oude getijdenstroom. Het landschap is speels: weilanden, moerassen, bomenrijen. De wind die eerst duwde, blaast nu in mijn gezicht.


Natuurgebied Dijkwater
Natuurgebied Dijkwater ontstond na de Watersnoodramp, toen de verzilte grond werd omgevormd tot een nieuw landschap. Hier wacht mijn laatste ontmoeting: Corry Slager, vrijwilliger in het Watersnoodmuseum. Zij maakte de ramp als kind bewust mee.
Toen het gezin het water rond het huis hoorde, wilden ze de dijk op. Haar vader zette haar op zijn nek, maar de golven waren te sterk. “Hij ging onderuit en ik spoelde weg. Ik hoor hem nog roepen: help, dat kind verdrinkt! Gelukkig hebben mannen me eruit gevist.”



‘Dit is mijn thuis’
Corry was acht jaar oud. De ernst drong toen nog niet tot haar door — ze vond het vooral spannend, met daarna een nieuwe school. “Toch ben ik nog altijd bang om te ver de zee in te gaan. Dat is gebleven.”
We lopen de dijk op. Ze kijkt met zachte blik uit over het stille Grevelingenmeer. Net als bij de Slikken van Flakkee kleurt de zeekraal rood tegen het blauwe water.
Of het nog pijn doet om naar het water te kijken?
Ze schudt haar hoofd. “Nee. Ik wil hier niet weg. De ruimte, het weidse — dit is mijn thuis.”


Zoveel verhalen
Voor de laatste 25 kilometer neem ik de tijd. Het enorme zoutwatermeer, de slikken, de eilanden — ik blijf kijken. Onderweg denk ik aan de verhalen die ik hoorde, over verlies en veerkracht, en over hoe dit gebied zichzelf steeds weer herpakt.
Terug bij mijn tiny house stelt het me gerust dat ik nog geen afscheid hoef te nemen. Nog één keer luister ik naar de vogels, het zachte klotsen van water tegen de oever. Ik kijk uit over een landschap dat voortdurend verandert — en toch onverstoorbaar oogt.

Praktisch
Route: Rondje Grevelingenmeer
Afstand: 101 kilometer
Soort route: Eigen route, deels via knooppunten. Hij staat in Komoot.



